Kalibreren en justeren

Bij kalibreren worden er ook geen handelingen aan het meetinstrument verricht, met de bedoeling om de afwijkingen zo klein mogelijk te maken. Dat proces wordt justeren, vaak ook ‘afregelen’ genoemd. Denk bijvoorbeeld aan het eerst handmatig, met bijv. een wieltje, de nulstand van een personenweegschaal opnieuw instellen. Ook justeren wordt in de volksmond nogal eens met kalibreren aangeduid.

Meetafwijkingen

Gaan we weer even terug naar het experiment, waarbij we ‘dezelfde’ meting herhaald uitvoeren. Met ‘dezelfde’ bedoelen we hier dezelfde doelwaarde (de meetwaarde van de referentiemeter: de standaard) en onder dezelfde omstandigheden. Zoals in het onderdeel meetonzekerheid al is beschreven, zullen de meetwaarden gespreid om de gemiddelde waarde liggen. Er is dan in principe sprake van twee soorten meetafwijkingen:

  • vaste afwijking
  • willekeurige afwijking

De vaste afwijking is de afwijking van het gemiddelde van de meetwaarden ten opzicht van de standaard.

Met willekeurige afwijking wordt de waargenomen spreiding van de meetwaarden rond hun gemiddelde bedoeld. De individuele meetwaarden liggen ‘willekeurig’ verspreid om het gemiddelde.

Vaak kunnen meetinstrument gecorrigeerd worden voor hun vaste afwijking door te justeren. Na justeren zal het gemiddelde van de meetwaarden heel dicht in de buurt van en rond de doelwaarde liggen. In de praktijk zal een kalibratieproces dan ook zo mogelijk in 2 rondes (moeten) worden uitgevoerd:

    1. voor-kalibratie om een eventuele vaste afwijking te bepalen

        justeren om de vaste afwijking zo veel als mogelijk te elimineren

   2. na-kalibratie om, na justeren, opnieuw de afwijkingen t.o.v. de standaard te bepalen